Termen

Degenen die soldaten van de tempel zijn, zijn van God.

Termen

Absis = apsis, abside, absidiool is een nis in een basilica, kerk of kathedraal. In de romeinse tijd was een absis een ruimte waar een rechter of bestuurder zat.

Ajour = opengewerkt. Zie foto onder: ajour panelen onder rugwerkkas van het orgel van Onze Lieve Vrouwe Kerk van Breda.

Antifoon = ookwel Beurtzang genoemd.
Oudgrieks: ἀντίφωνος, Grieks: ἀντίφωνον = is een vers dat gezongen wordt als inleiding op en ter afsluiting van een psalm tijdens de mis en het getijdengebed. Het woord antifoon is samengesteld uit de Griekse woorden anti, tegen, en phōnē, stem.

Ambo = een stenen lessenaar wat gebruikt wordt bij de mis. Tegenwoordig zijn ze ook van hout of (ver-)edeld materiaal.

Ambo van Onze Lieve Vrouwe Kerk van Breda

Arabesken = is een kunstvorm, wat dmv herhalende Moorse versierselen in geometrische patronen vlakken vult. Veelal uitgevoerd door bladeren, planten, bloemen, soms ook dieren.

Arabesk

Arcade = afgeleid uit het Frans . Een arcade is een bogen galerij, een reeks van /]achtereenvolgende bogen die rusten op kolommen. Een arcade van kleine bogen wordt een arcatuur genoemd en wordt vaak gebruikt als versieringsmotief. Een Nederlands woord voor ‘arcade’ is een gaanderij.

Arcade

Baljuw = ookwel Drossaart of schout: was een ambtenaar die tijdens het ancien régime de vorst vertegenwoordigde in landelijke gebieden en in sommige gevallen in steden. De benaming werd hoofdzakelijk in Noord-Frankrijk, Vlaanderen, Henegouwen, Holland en Zeeland gebruikt. Het rechtsgebied van de baljuw werd het baljuwschap genoemd.

Beiaard = ook wel Carillon of klokkenspel genoemd. Is een muziek instrument op gestemde bronzen klokken. Over het algemeen hangen de klokken in kerktorens. Het Carillon is met name bekend in de Lage Landen en ontstaan in het begin 16de eeuw.

Cantatorium = komt uit het Latijns Cantare wat zingen betekend. Een Cantatorium is een boek met solistische gezangen voor het gedeelte van de misviering tussen de lezing van het epistel en het eucharistisch gebed: graduale, tractus en alleluia.

Carillon = ook wel Beiaard of klokkenspel genoemd. Is een muziek instrument op gestemde bronzen klokken. Over het algemeen hangen de klokken in kerktorens. Het Carillon is met name bekend in de Lage Landen en ontstaan in het begin 16de eeuw.

Cantatorium

Catechumenen olie = 1 van de drie Heilige Oliën. (zie ook Chrismatorium). Deze olie is ook bekend als olie van de geloofsleerlingen. Een catechumenen is iemand die zich voorbereid op de leer van het sacrament, dit op de allerbeste manier. Als hij wordt voorgesteld aan de kerkgemeenschap gebruikt men deze olie bij het zegenen van de catechumenen.

Celebrant is de Priester die in een katholieke eucharistieviering de leiding heeft.

Cherubijn = cherub, cherubim, cherubijn of kerub is een mythisch wezen dat is samengesteld uit een combinatie van verschillende andere levensvormen, vaak een gevleugelde leeuw, adelaar of stier met een mensengezicht, vergelijkbaar met de Egyptische of Griekse sfinx en de Mesopotamische karibu. Ezechiël 41:18 beschrijft een cherub met twee gezichten, van een leeuw en van een mens.

Chrisma =  1 van de 3 heilige oliën. (Zie ook  Chrismatorium). Het wordt gebruikt bij het sacramnet van de doop, vormsel en wijding.

Chrismatorium = een oliedoosje. Meestal een metalen doos met 3 kleinere doosjes erin. Voor elk van de 3 Heilige oliën die bij Sacramenten en plechtigheden gebruikt worden.

De 3 Heilige oliën zijn: chrisma, ziekenolie en catechumenenolie.

Jaarlijks op woensdag in de Goede Week wordt de ziekenolie en de catechumenenolie gezegend door de Bisschop. En wordt het chrisma plechtig gewijd tijdens de chrismamis.

Er is nog een Heilige olie: speciaal voor de zalving van Koningen en Koninginnen. Deze olie is vervaardigd van de fijnste olie van de walvis. Bij de kroningsceremonie “de gezalfde des Heren”, brengt een priester6 kruisjes aan met deze olie: op het voorhoofd, de handen, de borst en de voeten.

Citadel = een fort met veel grond, met daarop landhuizen. Het komt uit het Frans citadelle, wat weer van het Italiaans komt: cittadella. Citta is een verkleinwoord voor stad. Een citadel ligt net buiten de stad. Meestal strategisch gelegen op een heuvel.

Codex = Met codex wordt een samengebonden bundel losse vellen perkament of papier uit de late oudheid en middeleeuwen aangeduid, meestal aan beide kanten handbeschreven met tekst, symbolen en/of illustraties. De vastgelegde informatie kon zo direct op een bepaalde plek worden opengeslagen en men kon door de tekst bladeren.

Consecratie = het moment dat in de eucharistie viering de hostie en wijn veranderen in het Lichaam en Bloed van Christus. De verandering zelf heet transsubstantie.

Consistorie = in de Rooms-Katholieke kerk een vergadering van de paus met de kardinalen. Meestal wordt dit bijeengeroepen om belangwekkende zaken omtrent het bestuur van de Katholieke Kerk te bespreken.

Convent = klooster

Crypte = een ondergronds vertrek of ruimte onder een kerk. Meestal gebruikt voor opslagruimte voor relieken, kerkschatten, belangrijke documenten. Ook kan deze ruimte gebruikt worden om deze te tentoonstellen.  De locatie maakt het veiliger voor diefstal, plus ook ondergrondse locaties hebben betere condities voor oud materiaal te conserveren.

Dakruiter = een minitorentje op het dak, meestal op een kerk. Vaak staan ze ook op een kruising, of viering van daken. Ze worden ook wel vieringtoren of vieringdakruiter genoemd.

Diaconie = speciale afdeling in de kerkenraad voor de armenzorg.

Dogma is een leerstelling die als onbetwistbaar wordt gesteld. Er wordt verwacht hier niet van af te wijken en/of aan te vechten. Echter kan de realiteit anders zijn.  Afwijzingen van een dogma wordt als ketterij aangewezen. Wat kan excommunicatie als straf kan hebben.

Dominicanen = of Orde der Predikheren – Latijns: Ordo Praedicatorum   O.P. – is een Rooms Katholieke bedelorde. De Casteliaanse (Spaanse) priester Dominicus Guzmán stichtte in 1215 in Frankrijk deze Orde op. Hun doel is de leer en de regels van de Rooms Katholieke kerk te verkondigen. Op 22 december 1216 werd deze Orde erkend door Paus Honorius III.

Donjon = een plaats waar je je strategisch kan terugtrekken. Meestal een toren, burchtx, fort of citadel, waarbinnen de verdediger zich kan terugtrekken om de verdediging tot het laatst voort te zetten.

Drossaart = zie Baljuw

Epiclese = Oudgrieks: ἐπίκλησις / epíklêsis, betekend aanroeping. Bijvoorbeeld in de mis, wanneer de priester de hostie en wijn ophoog houdt: roept hij Christus aan.

Excommunicatie  is verbanning uit de groep. Uitsluiting, in de ban doen. Je wordt niet meer erkent als een-van-hen. Soms kan door een boetedoening de excommunicatie worden opgeheven.
Een voorbeeld: in 1076 deed paus Gregorius, VII keizer Hendrik IV in de ban, naar aanleiding van de Investituurstrijd. De positie van de keizer werd hierdoor onhoudbaar, en in 1077 zag de keizer zich genoodzaakt op zijn blote voeten drie dagen achtereen in de sneeuw voor het kasteel Canossa boete te doen, waarop de paus de excommunicatie weer ophief.

Feodaal = komt van het Latijns “feudum” dat betekend “leen”. Het is een leenstelsel. De leenmannen – ook bekend onder de naam: vazal – zwoeren trouw aan hun leenheer. In ruil voor het land dat ze mochten beheren, gaven ze de koning goede raad en hielpen hem als het oorlog was.

Golgotha: ook: Golgota of in het Grieks Γολγοθᾶ, Golgothâ genoemd.  Is de plaats buiten de toenmalige muren van Jeruzalem waar Jezus is gekruisigd. Golgota betekent schedelplaats. Volgens de traditionele voorstelling is Golgota een heuvel.

Hagiografie = biografie van een Heilige persoon. Komt van de Griekse woorden ἅγιον (hágion), heilig en γράφειν (gráphein), schrijven.

Katharen (van het Grieks: καθαροί, katharoi, “de zuiveren”) of Albigenzen waren een religieuze beweging die tijdens de 12e en 13e eeuw een grote aanhang kende in de westelijke Languedoc. Ze lieten zich inspireren door het leven van Jezus Christus zoals beschreven in de Bijbel maar hun mystieke, symbolische en dualistische interpretatie van de Bijbelverhalen verschilden sterk van de Rooms-Katholieke Kerk. Volgens de katharen was Satan almachtig op aarde en leidde enkel de spirituele bezieling van de Heilige Geest tot verlossing.

Voor de heersers van de katholieke kerk was dit ketterij, een niet geoorloofde afwijking van de in hun ogen juiste leer, die letterlijk te vuur en te zwaard bestreden moest worden. De kerk organiseerde en financierde zware militaire expedities naar het gebied, de Albigenzische Kruistochten, en maakte met geweld een einde aan het katharisme. De door de kerk georganiseerde Inquisitie ging door met de vervolgingen tot er geen katharen meer waren. (bron: Wikipedia)

Ketterij, heresie of dwaalleer is het opzettelijk afwijken wat in de geloofsgemeenschap voor waar wordt aangenomen. Wie deze afwijking aanhangt is een ketter. Een straf op ketterij kan excommunicatie zijn.

Kinderbalken =  zie Moerbalken

Labarum (Grieks: λάβαρον) was een vexillum. Dat is een militaire standaard. Dat het Chi-Rho-symbool ☧ weergeeft, gevormd uit de eerste twee Griekse letters van het woord “Christus” (Grieks: ΧΡΙΣΤΟΣ, of Χριστός) – Chi (χ) en Rho (ρ). Volgens een andere traditie zijn het de Griekse equivalenten van de beginletters van het Latijnse Christus Rex (Christus (is) Koning). Het werd waarschijnlijk voor het eerst in de openbaarheid gebruikt door Constantijn de Grote. Aangezien het vexillum bestond uit een vlag opgehangen aan de dwarsbalk van een kruis, was het bij uitstek geschikt om de kruisiging van Christus te symboliseren.

Latei = is een draagconstructie die dient om belastingen boven wanddoorbrekingen over te brengen op de gedeelten van de wand naast deze wanddoorbrekingen. Wanddoorbrekingen zijn bijvoorbeeld een raam of deur.

Kruiskozijn met 1) kalf 2) latei 3) montant 4) neggenblok 5) dorpel:

Legaat = Een legaat is iemand die door de Paus is gekozen om namens hem op te treden in bepaalde kwesties. hij werd vaak gestuurd om over een verdrag te onderhandelen, een geschil op te lossen en zelfs een koning te kronen, als de paus dat zelf niet persoonlijk kon doen.

Manispel = kleding = priesterstola

Moerbalken en Kinderbalken = een Moerbalk is een dragende dwarse balk waarop de vloer rust. Moerbalken lopen van muur tot muur. Meestal zijmuur tot zijmuur. Op of in de Moerbalk rusten de kinderbalken, waarvan de lengterichting loodrecht op de Moerbalken is.

Moer komt van moeder.

Nazireeër = bijbelse benaming voor Israleieten die zich speciaal aan God toewijdt. Een Nazireeër mag geen wijn drinken en zijn Har niet laten knippen.

Parament = hiermee wordt een sierlijke buitenlaag bedoeld. Dat kan zijn van een kerk: de buitenlaag in steen is voor de sier = parament. Dat is dus niet de steenlaag van het gebouw zelf, maar louter voor de sier. Dat kan zijn van kerkelijke dienstkleding. Een dienaar heeft verschillende lagen kleding. De buitenste laag, die je kan zien: heet ook parament.

Patriach = patriarch (Grieks: πατήρ, pater, “vader”; Latijn: pater, “vader” en ἄρχων archon, “leider” of “heerser”) wordt zowel in het jodendom als het christendom gebruikt ter aanduiding van een geestelijke leider of een geestelijke vader.

Patrocinium = beschermheilige: zie eigen document

Patroonheilige = beschermheilige: zie eigen document

Paxtafel = vredes tafel

Pontificaat = het ambt EN de ambtsperiode van een Priester of Hogepriester. Komt van het Latijns pontifex, betekend: bruggenbouwer.

Refter = ookwel Refectorium genoemd. = een eetzaal in een klooster, abdij of andere religieuze instelling.

Reliek – relikwie = latijns : relinquerre. Betekend : overblijven. Een overblijfsel van een heilig iemand. Of een voorwerp waar die persoon mee in aanraking is geweest. Er worden wonderlijke en genezende krachten aan toegeschreven.

Sacristie is het vertrek in een kerk waar zowel het liturgisch vaatwerk, als het liturgisch textiel (de parament) bewaard worden. Het wordt ook gebruikt als kleedkamer voor de celebrant en diens assistenten.

Sater – Satervaas   De verdikte bovenrand van deze grote vaas bestaat naast het reliëf van bladwerk uit vier saterkoppen en wordt daarom een satervaas genoemd.

Een groene man of saterkop is een Grieks mythologische voorstelling van een gezicht (soms een volledig gestalte) met takken en bladeren als baard- en hoofdhaar.                                                                                   Sater of Satyr (oud Grieks: Satyros). Ook Etruksen en Romeinen hadden Saters. Sater is een halfgod die in de bossen en velden leefde. Dionysus – ook bekend als Bacchus – vergezelde Sater op zijn uitgelaten drinktochten; met name wijn was erg favoriet. Al dansend en muziek makend op een fluit, om nimfen en efeben te verleiden mee te doen in hun verderfelijke tijdverdrijf.

Ze waren ook liefhebber van dobbelen, gokken en vrouwen. Daarom werden ze ook vaak afgebeeld met een enorm geslachtsdeel.

Ze symboliseren wellust en vervoering.

Schout = zie Baljuw

Seraph = engelen in menselijke gedaante die Gods troon omringen. Hebreeuws. Meervoud is  Seraphîm = zij die verheven zijn. Gelijk rijksgrooten in het Oosten den zetel van hun menarch.

Sjabbat (Hebreeuws: שַׁבָּת), ook sabbat, sjabbes of sjabbos, is de wekelijkse rustdag in het jodendom. De sjabbat begint op vrijdagavond met zonsondergang en eindigt ongeveer 25 uur later, op zaterdagavond als er drie middelgrote sterren aan de hemel te zien zijn.

De zaterdag is de zevende dag van de joodse week en dient volgens de voorschriften in de Tenach in de eerste plaats te worden gevierd door een onthouding van alle arbeid. Volgens Genesis  rustte God op deze dag uit van Zijn schepping die Hij in de zes dagen daarvoor tot stand had gebracht.

Teutonen: Latijns: Teutonis – Teutoni, is een Germaans volk dat tot in de 2e eeuw vC in Jutland of Holstein en bij de mond van de Elbe woonde. In de 2e eeuw v Chr werden ze door stormvloeden uit hun woonplaatsen verdreven, trokken samen met de naburige Cimbren naar het zuiden en bereikten ca. 110 v Chr de middenloop van de Rijn

Tomette = terracotta tegeltje

Trimforium = Het is een arcade boven de zijbeuken, onder de lichtbeuken (spitsboogramen) in het schip. 

Triomfkruis = triomfkruis (‘grand crucifix’) = een groot kruis hangend aan het plafond voor het altaar.

Zwik = een zwik vind je terug in de bouwkunde. Een zwik is een driehoek of die ontstaat in de ruimte tussen een boog of cirkel met de omlijsting.